U bent hier
Aftrekbaarheid btw bij gemengd gebruik
Vanaf 01/01/2011 moest de btw-aftrek voor gemengd gebruik van bedrijfsmiddelen onmiddellijk worden beperkt ten belope van het werkelijke beroepsgebruik. Omdat de administratieve toelichting hieromtrent veel kritiek kreeg, werd ze opgeschort. De aangepaste regeling dient vanaf 01/01/2013 toegepast te worden.
De nieuwe regeling is van toepassing op de bedrijfsmiddelen en de eraan verbonden kosten die gemengd gebruikt worden.
Dit is vooral de personenauto’s maar ook telefoon, mobilofoon, internet en alles wat in een bedrijf voor andere activiteiten dan de beroepsactiviteit gebruikt, zelfs in zeer minieme mate.
Vervoermiddelen
Algemeen:
- Lichte vrachtwagens, vrachtwagens, motorfietsen, en dgl. waarvoor voorheen de aftrekbeperking van 50 % niet van toepassing was: hiervoor dient het reële beroepsgebruik vastgesteld te worden. Dit is ook van toepassing voor machines, installaties, materieel en dgl. die toevallig voor andere doeleinden (meestal privé) gebruikt worden.
- Het privégebruik t.o.v. het beroepsgebruik dient gestaafd door bewijskrachtige gegevens. Dit houdt in dat in de loop van een kalenderjaar eerst een raming dient te gebeuren en het jaar nadien een herziening op basis van het werkelijk gebruik. De administratie heeft 2 methoden voorzien om het beroepsgebruik te bepalen.
- Omdat de vaststelling van het aftrekbaar percentage de nodige moeilijkheden zal meebrengen, heeft de administratie voorzien in een forfaitaire methode maar deze mag enkel toegepast worden indien 4 voertuigen of meer in gebruik zij
- Woon-werkverkeer wordt beschouwd als privégebruik
- Tijdens de vijfjaarlijkse herzieningstermijn dient ook de aftrek op de aankoop herzien te worden.
Methode 1:
Er dient een rittenadministratie bijgehouden te worden. Dit veronderstelt het bijhouden van volgende gegevens voor de dagelijkse verplaatsingen: datum, beginadres, eindadres, afgelegde kilometers per rit, totaal kilometers per dag. Ook de kilometerstand op het begin en einde van een periode (gewoonlijk kalenderjaar) dient bijgehouden te worden. Dit dient te gebeuren per vervoermiddel. Voor de voertuigen waarvoor voorheen de toepassing van de 50 % niet van toepassing was, mag deze methode niet gebruikt worden Het beroepsmatig gebruik moet dan vast -gesteld worden op basis van de feitelijke omstandigheden.
Methode 2:
Indien men de rittenadministratie niet wil of kan bijhouden mag het beroepsgebruik vereenvoudigd vastgesteld worden:
% privé = afstand woon-werk x 2 x 200 + 6.000 x 100
Totale afstand
- 200 = aantal forfaitair gewerkte dagen per kalenderjaar
- 6000 = forfaitair bepaald privégebruik per jaar
- % beroeps= 100 % - % privé
Ook bij deze methode dient het beroepsgebruik per vervoermiddel vast gesteld te worden. Deze methode is ook niet van toepassing op bepaalde voertuigen (ctr. methode 1).
Methode 3:
Deze methode kan enkel toegepast worden indien men over 4 vervoermiddelen beschikt. Bedoeld zijn de voertuigen die vroeger onder de 50 % vielen.
Men mag voor alle voertuigen een beroepspercentage van 35 % nemen. Deze methode kan niet gecompenseerd worden met methode 1 of 2 Men dient deze methode toe te passen tot 31 december van het derde jaar dat volgt op het jaar waarin ze voor het eerst toegepast werd. Bv: beginnend in 2013, eindigend eind december 2016.
Opmerkingen:
- het vastgestelde beroepspercentage dient toegepast op alle kosten onderhevig aan btw
- men mag een globaal gemiddeld aftrekpercentage gebruiken indien het beroepsgebruik op basis van methode 1 of 2 vast gesteld is
- er dient ook rekening gehouden met de maximum aftrek van 50 % indien het beroepsgebruik hoger zou zijn.
Andere roerende goederen
Voor alle andere roerende goederen die gemengd gebruikt worden, wordt het beroepsmatig deel forfaitair vast gesteld op 75 %.
Wil men hiervan afwijken, dan moet men het werkelijk beroepsgebruik bewijzen.